COLUMN – De lente is begonnen: de magnolia in het Torckpark staat weer bloei, de ijssalons zijn open. ‘s ochtends rijd ik zonder jas rillend op de fiets naar de bibliotheek, want halverwege de dag zeul ik mijn winterjas als ballast met me mee. Het is duidelijk tijd voor de tussenjas – die voor mij symbool staat voor de onrust van het voorjaar. In de bblthk is het nu piekdrukte, want het culturele seizoen in Wageningen barst bijna los. En dit jaar ben ik bovendien aan het verhuizen en verbouwen, waardoor ik soms niet weet in welk huis ik eigenlijk woon. En ondertussen vraag ik me af: zaten mijn sleutels in de winterjas, of in die verrekte tussenjas?
In Duitsland noemen ze deze lichtere lentejas een Übergangsjacke. Eigenlijk vind ik dat een mooier woord: je draagt hem in de overgangstijd. Ik zat er jaren middenin. Na mijn scheiding belandde ik in een woelige lente: eerst op een boot, en in een atelier in de steenfabriek, antikraak in een Renkums schoolgebouw daarna, in een chalet. Later een goedkoop flatje, met de rest van mijn spullen in een garagebox. Alles tijdelijk. Alles in beweging. En nu is er dat nieuwe huis, vlakbij de Rijn. Ik laad stenen in een kruiwagen, graaf gaten in de tuin. Mijn handen zijn ruw van het sjouwen. Mijn haren stoffig. Soms breekt het zonnetje aarzelend door, alsof het ook nog niet weet of het mag blijven. Dan sta ik stil en kijk om me heen. Alles is rommelig, onaf, maar het ademt de toekomst.
Misschien hoorde die hele tussenfase erbij, als een rituele dans van ontwrichting en herbouw. Nu durf ik weer plannen te maken, me ergens aan te hechten. Groots en meeslepend, soms. Maar meestal gewoon met mijn voeten in de modder. Vandaag sta ik, in mijn oude kloffie, een kuil te graven voor de trampoline. En jij? Als je straks je tussenjas weer aantrekt – wat laat jij achter, en wat neem jij mee?
(Gepubliceerd in de Gelderlander, 05-04-2024)
Meer over relaties: