COLUMN – Ik heb iets tegen mannen in strakke lycra-broeken. Ze reden me in hun fietsclubjes meermaals bijna dood, bij mijn wandelingen over de Wageningse Dijk. Toch stond ik onlangs precies zo, met een dozijn onbekende mannen wat onbeholpen bij een barbecuerestaurant op de Veluwe. Twaalf bobbels op een rij. We waren samengekomen voor het vrijgezellenfeest van een gemeenschappelijke vriend. De bruidegom was therapeut, dus een flink deel van de groep kwam uit dat wereldje.
Aan het begin stonden we in een cirkel, hand in hand. We lachten wat ongemakkelijk, maar daarna vertelde iedereen — in volgorde van anciënniteit — hoe hij de bruidegom kende.
Toen stapten we op al of niet gehuurde mountainbikes en fietsten ons helemaal naar de tering. We bewonderden elkaars gereedschap, opgeborgen in kleine zadeltasjes. (Maar toch: de laatste kilometers legde ik af op een wipzadel, omdat niemand een steeksleutel had toen mijn zadel losschoot.) En… het was me vreemd genoeg bevallen. Later die avond vroeg ik in de appgroep of we deze kameraadschap niet konden vasthouden. Zoveel toffe mannenvrienden heb ik niet. Het voelde als iets om te koesteren. Niet alleen bij bijzondere gelegenheden, maar gewoon omdat het nodig is.
Zonder rol of façade. Geen haantjesgedrag, geen wedstrijd om het gelijk. Wel ruimte. Om te spreken over vaderschap, werkdruk, verlangen, twijfel, liefde, woede.
Er wordt geluisterd zonder te fixen. Soms is er stilte. Soms een lach die breekt. Soms een traan die lucht geeft. Zo stel ik het me voor. Dus… wie doet er mee? Laten we een kleine mannencirkel starten in Wageningen. Eén avond per maand. Zonder bobbels en lycra. Maar met vuur, vertrouwen en eerlijke woorden. En misschien een steeksleutel voor het geval iemand weer op een wipzadel belandt.
(Gepubliceerd in de Gelderlander, 17-05-2025)
Over andere ‘mannenzaken’:
- Over Kindgitaar
- Over lijfelijkheid bij mannelijke dichters
- Over iets met auto’s